Praat met anderen

Een buurvrouw, leerkracht of familielid. Je bent vast niet de enige die het gezin kent en vast niet de enige die zich zorgen maakt. Misschien hoorde jij iets en heeft een ander iets gezien. In dat geval weet je samen meer over wat er aan de hand is. Daarom kun je met anderen praten. En als je je zorgen deelt, kun je ook samen nadenken over hoe je het kind kunt helpen.

Met wie kun je praten?

Het is fijn om je zorgen te delen met anderen die het kind kennen. Denk bijvoorbeeld aan:

  • De leerkracht of begeleider van het kind.
  • Buren van het gezin.
  • Familieleden van het kind.
  • Ouders van vriendjes en vriendinnetjes van het kind.

Zo deel je je zorgen met anderen

  • Door open vragen te stellen, blijf je weg van beschuldigingen.
  • Trek niet te snel conclusies, roddelen helpt niemand.
  • Benoem een signaal en vraag of de ander of hij of zij deze signalen ook herkent. Bijvoorbeeld: ‘Het valt me op dat ze vaak klaagt over haar dochter. Zijn er dingen die jou opvallen?’ 
  • Vraag of de ander zich hier ook zorgen om maakt.
  • Bedenk samen wat je kunt doen. Bijvoorbeeld de situatie in de gaten houden, met het kind of de volwassene praten, of hulp inschakelen.

Kom je hiermee niet verder?

Kijk met wie je nog meer kunt praten, bijvoorbeeld met het kind of de volwassene.